Je hebt een 3D-printer gekocht om je creativiteit de vrije loop te laten en geweldige dingen te maken. Maar dan kom je erachter dat er een hele nieuwe taal bij komt kijken. Het lijkt soms een eindeloze put van technische termen die tussen jou en je creaties in staan. Dat hoeft niet zo te zijn! Dit ABC'tje is ontworpen om die drempel weg te nemen. Zie het als je eerste gereedschapskist vol kennis, waarmee je alvast een stuk op weg wordt geholpen om je ideeën tot leven te brengen.
A - Additive Manufacturing
Dit is de formele naam voor 3D-printen. Het betekent dat een object wordt opgebouwd door materiaal laagje voor laagje toe te voegen, in tegenstelling tot traditionele methoden waarbij materiaal wordt weggehaald (zoals bij beeldhouwen).
B - Build Plate
Dit is het oppervlak waarop je 3D-print wordt gebouwd. Het is belangrijk dat de eerste laag van je print goed hecht aan de build plate voor een succesvol resultaat. Vaak wordt de build plate verwarmd om kromtrekken te voorkomen.
C - CAD (Computer-Aided Design)
Voordat je iets kunt printen, heb je een digitaal ontwerp nodig. CAD-software, zoals TinkerCAD of Fusion 360, wordt gebruikt om deze 3D-modellen te maken of aan te passen.
D - Dual Extrusion
Sommige 3D-printers hebben twee extruders (spuitkoppen). Dit maakt het mogelijk om met twee verschillende kleuren of materialen tegelijk te printen. Handig voor objecten met oplosbaar ondersteuningsmateriaal of voor prints met meerdere kleuren.
E - Extruder
Dit is het "hart" van de 3D-printer. De extruder duwt het filament door een verhit uiteinde (de hotend) en spuit het gesmolten materiaal op de build plate.
F - Filament
Dit is het materiaal dat wordt gebruikt om te printen, vergelijkbaar met de inkt voor een gewone printer. Het komt meestal op een spoel en is een lange draad van plastic, zoals PLA of ABS. Er zijn veel verschillende soorten filament, elk met hun eigen eigenschappen.
G - G-code
Dit is de programmeertaal die de 3D-printer precies vertelt wat hij moet doen. De slicer-software zet jouw 3D-model om in G-code, met instructies voor de printer over beweging, temperatuur en snelheid.
H - Hotend
Het hete uiteinde van de extruder dat het filament smelt tot de juiste temperatuur voordat het op de build plate wordt gespoten.
I - Infill
3D-prints zijn zelden volledig massief van binnen. De infill is het interne steunpatroon (vaak een rooster of honingraat) dat het object stevigheid geeft, zonder onnodig veel materiaal te gebruiken. Het wordt uitgedrukt in een percentage.
J - Jargon
De wereld van 3D-printen zit vol met jargon! Termen als "stringing", "warping" en "raft" zul je snel genoeg tegenkomen. Gelukkig helpt dit ABC'tje je al een eind op weg.
K - Kalibratie
Dit is het proces van het nauwkeurig afstellen van je 3D-printer. Een goede kalibratie, vooral van de build plate, is cruciaal voor een succesvolle print.
L - Laaghoogte (Layer Height)
De dikte van elk afzonderlijk laagje in je 3D-print. Een lagere laaghoogte zorgt voor een gladder en gedetailleerder oppervlak, maar het printen duurt aanzienlijk langer.
M - Model
Het digitale 3D-ontwerp dat je wilt printen. Deze modellen kun je zelf maken met CAD-software of downloaden van websites zoals Thingiverse of Printables.
N - Nozzle
De spuitmond aan het einde van de hotend waar het gesmolten filament uitkomt. Nozzles zijn verkrijgbaar in verschillende diameters, wat invloed heeft op de detaillering en printsnelheid.
O - Overhang
Een deel van een model dat zonder ondersteuning in de lucht zweeft. De meeste printers kunnen een overhang tot ongeveer 45 graden printen. Voor steilere hoeken is ondersteuningsmateriaal (support) nodig.
P - PLA (Polylactic Acid)
Dit is het meest populaire en beginnersvriendelijke type filament. Het is gemaakt van hernieuwbare bronnen (zoals maïszetmeel), is biologisch afbreekbaar en print op een relatief lage temperatuur, waardoor het makkelijk in gebruik is.
Q - Kwaliteit (Quality)
De kwaliteit van een print wordt bepaald door een combinatie van factoren, zoals de laaghoogte, printsnelheid, temperatuur en de kalibratie van de printer.
R - Raft
Een raft is een horizontaal rooster van filament dat onder je object wordt geprint. Het helpt om je model beter aan de build plate te laten hechten en kan kromtrekken (warping) verminderen.
S - Slicer
Dit is de software die je 3D-model (een STL-bestand) "in plakjes snijdt" en omzet naar G-code, de instructies voor de printer. Populaire slicers zijn Cura en PrusaSlicer. Hierin stel je alle printinstellingen in, zoals laaghoogte, infill en temperatuur.
T - Temperatuur
De juiste temperatuur voor de hotend en de build plate is essentieel. Deze hangt af van het type filament dat je gebruikt. Onjuiste temperaturen kunnen leiden tot allerlei printproblemen.
U - USB / SD-kaart
Dit zijn de meest gebruikelijke manieren om je G-code bestand van je computer naar de 3D-printer te sturen. Veel printers hebben een SD-kaartslot voor offline printen.
V - Ventilator (Cooling Fan)
De meeste extruders hebben een ventilator die het geprinte plastic snel afkoelt. Dit is belangrijk om te voorkomen dat het model inzakt, vooral bij bruggen (bridging) en overhangen (overhangs).
W - Warping
Dit gebeurt wanneer de hoeken van je print loskomen van de build plate en omhoog krullen. Het wordt meestal veroorzaakt door het te snel afkoelen van het plastic.
X - X, Y, Z-assen
Een 3D-printer beweegt over drie assen om een object te bouwen. De X- en Y-assen vormen het platte vlak (links/rechts en voor/achter), terwijl de Z-as de hoogte bepaalt.
Y - IJken (zie Kalibratie)
Een andere term voor kalibreren. Het is het proces van het precies afstellen van de printer.
Z - Z-as
De verticale as van de printer. De nauwkeurigheid van de Z-as bepaalt mede hoe goed de laagjes op elkaar aansluiten.
